Inhoudsopgave
BLOG 202 – Een (voorlopige?) afscheidsbrief aan mijn lezers
--------------------------------------------
BLOG 201 - Tweelingverlies
Vandaag schrijf ik niet zelf een blog; het stuk hieronder over het verliezen van je tweelingbroer of -zus (zie o.a. blog 107) is geschreven door Frans Tukker, de oprichter van Tweeling Alleen. Hij verloor zijn tweelingbroer in 2007.
Frans Tukker schreef dit artikel in 2010. De boeken waar hij veel aan gehad heeft bij het schrijven van het artikel zijn:
Twin loss
Raymond William Brandt, Ph.D., Ed.D. : ISBN-10 : 0971000417 ISBN-13 : 978-0971000414
Dr Brandt is oprichter van: Twinless Twins Support Group International, https://twinlesstwins.org/
The Lone Twin; Understanding Twin Bereavement and Loss
Joan Woodward, ISBN-10. 1853432008 ISBN-13. 9781853432002
Joan Woodward is oprichter van het Lone Twin Network in het Verenigd Koninkrijk,https://lonetwinnetwork.org.uk/
(Over het jong verliezen van een tweelingzus of -broer)
Noem haar naam
Jorie Horsthuis, ISBN 9789026338427
Verkrijgbaar of te bestellen bij de lokale boekhandel of:
https://libris.nl/boek?authortitle=jorie-horsthuis/noem-haar-naam--9789026338427#
Onderzoeken
Er zijn in Nederland twee onderzoeken gedaan naar tweelingverlies, te weten:
Aartje van de Pol : Rouw bij tweelingen, afstudeerscriptie 2008.
Tanja van Dongen: (scriptie) Rouw en dubbele identiteit. Je kunt de website van Tanja bezoeken op https://www.pd-apeldoorn.nl
------------------------------------------
Hieronder de tekst van het informatieboekje van Frans Tukker. Het onderzoek ervoor is gedaan door Judith Dekker en ik mag de tekst ongewijzigd overnemen. Sommige taalfouten in de tekst heb ik verbeterd.
Inleiding
Ondertussen is er in Nederland al het een en ander aan informatie over tweelingverlies.
Vooral dankzij een scriptieonderzoek gedaan door psychosociaal therapeut Aartje v.d. Pol,
en ook zeker niet in de laatste plaats door lotgenoten die bij gebrek aan kennis op internet
en in de hulpverlening zelf op zoek zijn gegaan naar informatie en contact met lotgenoten.
Het blijken juist de lotgenoten die nog het meest deskundig zijn in wat het verlies te weeg
kan brengen en het meest in staat andere lotgenoten daarin te steunen. Tweelingverlies is
nu eenmaal een onderdeel dat in studies van psychologen en rouwbegeleiders ontbreekt en
onbekend is. Het belangrijkste steunpunt bij tweelingverlies zijn toch de lotgenoten die met
elkaar ervaringen delen en elkaar steunen in dit zware verlies, zij zijn degenen die als geen
ander het tweelinggevoel kennen en die herkenning en erkenning kunnen geven waar het bij
de hulpverlening en in de eigen omgeving aan ontbreekt.
Dit informatieboekje is bestemd voor iedereen die in aanraking is gekomen met enige vorm
van tweelingverlies en voor hen die daar belangstelling voor hebben.
De inhoud is gebaseerd op wat er uit onderzoeken uit het buitenland en een onderzoek in
Nederland inmiddels bekend is geworden, de inhoud geeft ook weer wat lotgenoten er zelf
over vertellen in gesprekken, per e-mail en op bijeenkomsten, al komt niet alles aan bod. Het
is dan ook vooral om een globale indruk te geven.
Ik ben mij ervan bewust dat er voor de lezer die nog niet bekend is met wat lotgenoten er
zelf over vertellen er onderdelen kunnen staan die misschien nog enige verdieping of
onderbouwing nodig kunnen hebben. Daarvoor verwijs ik naar de informatieve wiki die
midden 2010 naast het forum en website van Tweeling Alleen in gebruik genomen zal gaan
worden, waarvan het de bedoeling is dat er te zijner tijd (het zal nu eenmaal tijd gaan
kosten) informatie en artikelen over tweelingverlies en de gevolgen daarvan geplaatst gaan
worden. De meer specifieke verhalen en ervaringen van lotgenoten, die zij met elkaar delen
blijven achter de gesloten omgeving van het forum. Eventuele vragen kunnen per mail of via
de website gesteld blijven worden.
Ik hoop met dit boekje ook mensen uit de directe omgeving van lotgenoten inzicht te geven
in het verlies van een tweelingbroer of tweelingzus. Maar vooral ook voor lotgenoten om
hen aan te sporen zich aan te sluiten bij hun lotgenoten, hun ervaringen en verhalen met
elkaar te delen en indien nodig ook om ondersteuning te vragen want er is meer bekend dan
er in dit boekje staat en de steun, maar vooral ook de herkenning voor lotgenoten onderling
is een belangrijk onderdeel in het verwerkingsproces.
Voor lotgenoten die een deel van hun leven met een tweelingbroer of tweelingzus hebben
doorgebracht is er ook een boekje beschikbaar dat dieper op de processen in gaat, en is voor
lotgenoten te downloaden op het forum en voor niet-forumleden op te vragen per email.
Impact van het verlies
“Samenzijn van de wieg tot het graf, was wat ik altijd had verwacht. Ik heb er nooit bij
stilgestaan dat we dat niet zouden halen, en al helemaal niet dat het verlies zo
allesverwoestend zou zijn”.
Tweelingen die hun tweelinghelft verliezen kunnen bevestigen dat er bijna geen verliezen
zijn die zo dichtbij komen, zo diep op jezelf ingrijpen. Natuurlijk heeft het geen zin om
verliezen met elkaar te vergelijken. Zo zijn er mensen die denken een lotgenoot
bemoedigend en begrijpend aan te spreken door te zeggen:“Ik weet wat je voelt, ik heb ook
een zus verloren”, maar dat is nu net een vergelijking waar je bij een tweeling niet mee aan moet
komen. “Mensen die zoiets zeggen snappen het dus echt niet, dan ben ik meestal snel
uitgepraat”.
Nancy Segal, hoogleraar ontwikkelingspsychologie en directeur van het Twins Studies Center
van de California State University heeft in haar omvangrijke werk in tweelingonderzoek ook
onderzoek gedaan naar het verlies van tweelingen: “In evolutionaire termen uitgedrukt is de
intrigerende kern van de zaak bij het verlies van een tweelinghelft, dat identieke tweelingen
dichter bij elkaar staan dan bij hun eigen kinderen. Met andere woorden, het verlies van een
kind is verwoestend, maar het verlies van een tweelinghelft is voor hen nog traumatischer.
Twee-eiige tweelingen echter hebben ongeveer evenveel verbondenheid met hun kinderen
als met hun tweelinghelft, dus het verlies van een tweelinghelft moet voor hen even
ingrijpend worden geacht. Het lijden na het verlies van je identieke tweelinghelft overstijgt
het lijden van de meeste, ja zelfs alle andere verliezen”. Hierbij moet wel enige nuance
worden aangebracht, omdat zij inmiddels ook spreekt over een grote overlap van eeneiige en
twee-eiige tweelingen. Onderzoeken onder lotgenoten (Segal & Bouchard, 1993) en (Segal, 2002) laten
zien dat het verlies van een tweelinghelft onder eeneiige tweelingen meer stress oplevert
dan andere vormen van verlies, onder twee-eiige is de stress iets lager, maar wel groter dan
het verlies van een “gewone” broer of zus. Onderzoeken naar verliesbeleving onder
lotgenoten laten deze verschillen tussen één- of twee-eiig niet altijd zien (B. Klein, 2003; v.d.
Pol, 2008).
Vergelijkende onderzoeken naar rouwbeleving hebben consequent aangetoond dat rouw- en
verdrietbeleving onder tweelingen zwaarder is en dieper gaat dan andere vormen van verlies
binnen de familie (Segal & Bouchard, 1993; Wilson; Bouchard & Gitlin, 1995).
Wetend dat het verlies van een tweelinghelft zo zwaar is, komen we al snel op de vraag wat
maakt het zo zwaar en wat zijn de mogelijke gevolgen?
Tweelingen.
Om meer inzicht te krijgen in wat tweelingverlies zo bijzonder maakt zullen we eerst eens
kijken naar wat tweelingen zo bijzonder maakt, en proberen enige misverstanden over een- en
twee-eiigheid uit de weg te ruimen.
Vroeger dacht men een- of meereiigheid te kunnen bepalen door het aantal placenta's of
vruchtzakken; dat blijkt niet helemaal juist te zijn.
[Zie voor afbeeldingen (A, B en C) onderaan dit artikel]
Eeneiig
Een eeneiige meerling begint als een enkele zygote (bevruchte eicel) die zich na een aantal
celdelingen splitst in twee (of soms nog meer) losse embryo's. In ongeveer een derde van de
gevallen gebeurt die splitsing binnen drie dagen na de bevruchting en heeft ieder embryo
een eigen placenta en vruchtzak (afb. A). Deze tweelingen worden (werden vooral vroeger)
vaak gezien als twee-eiig, en zijn bij twijfel naderhand alleen door DNA-onderzoek van
twee-eiige tweelingen te onderscheiden. In ongeveer tweederde van de gevallen vindt de
splitsing tussen drie en acht dagen plaats en delen de embryo's wel de placenta maar niet de
vruchtzak (afb. B). In ongeveer 1 procent van de gevallen vindt de splitsing tussen acht en
twaalf dagen na de bevruchting plaats en delen de embryo's zowel placenta als
vruchtzak. (afb. C) Bij een splitsing na meer dan twaalf dagen is meestal die splitsing niet
volledig en ontstaat een Siamese tweeling. Dit is zeer zeldzaam.
Bij eeneiige meerlingen komen ook andere aangeboren afwijkingen wat vaker voor. Het ontstaan van eeneiige
tweelingen is vrijwel onafhankelijk van ras, voedingstoestand, leeftijd enzovoorts en komt bij
ongeveer 1 op de 250 zwangerschappen voor.
Zeker op jonge leeftijd zijn eeneiige meerlingen moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ze
hebben in elk geval hetzelfde geslacht. Ook komt spiegelsymmetrie voor, waarbij het ene
kind linkshandig is en het andere rechtshandig of zelfs waarbij de inwendige organen van de
een gespiegeld liggen ten opzichte van de ander.
Toch komt het in zeer uitzonderlijke gevallen voor dat een eeneiige tweeling van verschillend
geslacht is. Er zijn gevallen bekend dat dit gebeurd is, maar de kans hierop is minimaal.
Omdat het genetisch materiaal van eeneiige tweelingen gelijk is, worden eeneiige
tweelingen vaak in wetenschappelijk onderzoek gebruikt om onderscheid te kunnen maken
tussen genetische en omgevingsfactoren op de ontwikkeling van de mens, bijvoorbeeld op het
gebied van gedragsstoornissen, taalverwerving en gezondheid. Vooral apart opgegroeide
eeneiige tweelingen zijn voor zulk onderzoek bijzonder goed bruikbaar. Het komt echter
niet vaak voor dat een tweeling gescheiden opgroeit, hoewel in de VS een
aanzienlijk aantal bestaat van tweelingen die na de geboorte bij verschillende gezinnen zijn
geadopteerd of in het kader van een omstreden onderzoek van elkaar gescheiden zijn.
Meereiig
Een meereiige meerling ontstaat wanneer bij de eisprong twee of meer eicellen tegelijk
rijpen en bevrucht raken. De kinderen die daarna geboren worden lijken gemiddeld even veel
op elkaar als gewone broers en zussen, behalve dan dat ze even oud zijn. De kans op een
meereiige meerling is afhankelijk van het ras en de conditie van de moeder; een goede
voedingstoestand en een wat hogere leeftijd maakt de kans groter. Vooral in-vitrofertilisatie
maakt de kans op een meerling groter, zelfs zes- of zevenlingen komen dan voor. Een
zeldzaamheid is dat bij een tweeling de bevruchting niet ongeveer gelijktijdig heeft
plaatsgevonden, maar dat er tot zelfs een maand tussen zit.
Twee-eiige tweelingen vormen ongeveer twee derde van het totaal aantal tweelingen in
Nederland, waaronder een onbekend (men schat tot 20%) aantal dat ten onrechte twee-eiig
wordt genoemd.
Het aantal eeneiige tweelingen is in de loop der tijd ongeveer gelijk gebleven, het aantal
twee-eiige is wel gegroeid, voornamelijk door kunstmatige inseminatie.
Recente cijfers laten echter zien dat het geboorteaantal van tweelingen in Nederland
afneemt.
Ook laten recente onderzoeken zien dat eeneiige tweelingen in hun DNA toch niet helemaal
identiek en dus verschillend kunnen zijn. Eeneiig of twee-eiig is dan ook niet zo simpel als
vaak gedacht.
De vragen over de relatie van eeneiig of twee-eiig met de diepte van de rouw, en het
beleven van het verlies van een tweelinghelft, zijn dan ook niet zomaar te beantwoorden
aan de hand van het aantal eicellen waar de tweeling uit voort is gekomen. Het bijzondere
van het tweelingverlies zit veel meer in de speciale band die tweelingen met elkaar hebben
en de bijzondere manier waarop tweelingen hun identiteit ontwikkelen.
Tweelingen en hun identiteit
Misschien wel het meest interessante aan tweelingen, en het meest relevant voor de
gevolgen van tweelingverlies is dat tweelingen hun identiteit ontwikkelen langs patronen
die zich onderscheiden van eenlingen.
Dubbele binding
Tweelingen hebben net als eenlingen een eigen identiteit. Het verschil met eenlingen is
echter dat tweelingen daarnaast een tweelingidentiteit ontwikkelen. Die ontwikkeling
begint al in de baarmoeder, waar de eerste tekenen van bewustzijn gepaard gaan met het
zich bewust zijn van elkaars aanwezigheid en de ontwikkeling van een gezamenlijke band.
Die gezamenlijke band ontwikkelt zich tot een tweelingidentiteit.
Deze tweelingidentiteit wordt gevormd door de twee persoonlijke identiteiten, die samen
één identiteit vormen. Voor elke karaktereigenschap is er binnen de tweeling een soort
balans, de een iets meer van dit, de ander iets meer van dat.
Dit is de identiteit die de "tweeling" naar de buitenwereld toe lijkt uit te dragen. Binnen deze
identiteit is er ruimte voor de ontwikkeling van een persoonlijke identiteit. De persoonlijke
identiteit is in de aanvang ondergeschikt aan de tweelingidentiteit. Naarmate je ouder word
en meer zelfstandig gaat functioneren, lijkt de invloed van het tweeling zijn minder te
worden. Veel tweelingen ervaren op een later stadium in hun leven, vooral in de pubertijd
en zeker na het verlies, dan ook een zoektocht naar de eigen identiteit, waar nogal eens
zware strijd aan vast kan zitten.
Misschien nog het meest tot de verbeelding sprekend is het feit dat tweelingen meer
geneigd zijn op elkaar te lijken als ze gescheiden van elkaar opgroeien dan tweelingen die
samen leven. Dat suggereert dat alleen al het tweeling zijn van invloed is op de vorming van
een eigen identiteit (Schave & Ciriello, 1983).
Ook ‘The Minnesota Twin Family Study’, een Amerikaans project dat sinds 1983 duizenden
tweelingen volgt komt tot de conclusie dat persoonlijkheid, interesses, houding en gedrag
meer worden beïnvloed door je genen dan door je omgeving, waartoe ook de opvoeding van
de ouders behoort.
Dit is in strijd met de opvatting van Sigmund Freud. Hij hechtte grote betekenis aan
ervaringen in de vroege jeugd.
Het NTR (Nederlands Tweelingen Register) van de Vrije Universiteit te Amsterdam, dat wordt
beheerd door professor dr. D.I. Boomsma, is internationaal een van de belangrijkste
registers voor wetenschappelijk en medisch tweelingenonderzoek. Bij het onderzoek naar
psychische kenmerken blijkt dat bij de ontwikkeling van persoonlijkheid de
gemeenschappelijke omgeving in de jeugd een geringe rol speelt. Er vindt veel onderzoek
plaats bij volwassen tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid: “de invloed van de genen is
aanzienlijk”. “Als volwassenen lijken deze tweelingen frappant veel op elkaar. De genetische
overeenkomst werkt eraan mee dat eeneiige tweelingen op dezelfde manier van de
omstandigheden gebruik weten te maken” (F. de Waard, 2000).
Identiteiten binnen de dubbelebinding-identiteit
Barbara Schave and Janet Ciriello (1983) hebben in hun onderzoek naar de ontwikkeling van
tweelingen zes verschillende groepen met specifieke patronen kunnen onderscheiden; elke
groep heeft kenmerkende eigenschappen die niet alleen in de ontwikkeling een rol spelen, maar
ook van invloed zijn op hoe zij met het verlies van hun tweelinghelft omgaan.
Het gaat hierbij om het type tweeling als geheel.
Omdat in de groep 'split identiteit' de tegenstellingen meestal niet zo extreem zijn, voeg ik er
een groep ongelijke tweelingen aan toe.
1. Eenheididentiteit
Dit patroon wordt gekenmerkt door een gefuseerde identiteit waar elke tweeling denkt als
de helft van een hele persoonlijkheid. Deze tweelingen vinden scheiding uiterst pijnlijk, en
indien mogelijk willen zij hun leven samen doorbrengen.
2. Onafhankelijke identiteit
Deze tweelingen zijn elkaars beste vrienden, kijken naar elkaar voor hun primaire steun en
de ontwikkeling van andere relaties. Ze zijn echte vrienden en zijn afhankelijk van elkaar
voor het delen van een gezonde symbiotische relatie. Scheiding is voor deze tweelingen
zwaar, maar zij kunnen zich vrij goed aanpassen.
3. Gespleten identiteit
Tweelingen die ongelijkheden tussen elkaar zien en die definiëren als polaire
tegenstellingen, kunnen zich gebonden voelen, maar vertrouwen elkaar niet in alles. Meestal
zien ze de één als "goed" en de ander als "slecht".
De overgewaardeerde tweelinghelft ervaart een soort opluchting bij een scheiding, omdat
deze tweeling de slechte delen van zijn of haar identiteit heeft verloren. Echter, deze
overlevende tweeling heeft het tweeling zijn nog nodig om de goede kwaliteiten van zichzelf
bevestigd te zien.
De ondergewaardeerde tweeling ervaart bij scheiding vaak angst en depressie, omdat deze
tweeling de goede onderdelen van zichzelf heeft verloren, waardoor het lijkt alsof er nooit
sprake is geweest van een eigen identiteit. Deze overlevende tweeling ervaart het leven vaak
als inadequaat, tenzij er sprake kan zijn van een passende rol in een relatie of de familie.
4. Ongelijke tweelingen
De een neemt meestal het initiatief, terwijl de ander er een beetje achteraan hobbelt.
Vaak draait voor de leider na het verlies het gedragspatroon ineens om en wordt hij/zij
onzeker, trekt zich vaak terug uit het sociale leven, voelt zich ook eenzaam, leeg en
verloren. Volgers vallen na het verlies vaak in een diepe depressie en/of een identiteitscrisis,
ze denken dat zij niet de kracht hebben om zelfstandig te kunnen functioneren.
5. Geïdealiseerde identiteit
Tweeling zijn is het belangrijkste aspect van deze tweelingen in hun leven, zij zijn trots op
deze unieke relatie. Zij kunnen het niet eens zijn over gedachten en gevoelens, maar ze
staan voor de wereld als één team. Scheiding van elkaar is niet te moeilijk, maar zij zullen
altijd gehecht blijven aan hun tweelinghelft. Maar het tweeling zijn is net iets belangrijker
dan de tweelingbroer of zus.
6. Concurrerende identiteit
Deze tweelingen hebben een sterke empathische band met elkaar en stimuleren elkaar
door concurrentie in het verwezenlijken en ontwikkelen van nauwe, blijvende relaties
met anderen. De identiteit van elke tweeling ontwikkelt zich parallel met die van de andere,
maar elk behoudt een waardering voor de verschillen tussen hen. Als geheel hebben de
concurrerende tweelingen de meeste potentie voor groei buiten het tweeling zijn.
Concurrerende tweelingen ontwikkelen intimiteit met andere mensen, maar ze vinden altijd
de meeste troost en steun in elkaars aanwezigheid.
7. Gewone zus of broer-identiteit
Deze tweelingen ontwikkelen zeer aparte identiteiten, en ervaren het tweeling zijn als
een relatie die vergelijkbaar is met die van hechte broers en zussen, waardoor scheiding
vergelijkbaar is met die tussen niet-tweelingbroers en -zussen.
Gevolgen van de dubbele binding
Zoals te zien is in deze korte samenvatting kan de identiteitsontwikkeling bij tweelingen nogal
uiteenlopen. Ook de gevolgen van het verlies van een tweelinghelft kunnen heel divers zijn.
Het moge duidelijk zijn dat er bij tweelingen in de ontwikkeling meer speelt dan het aantal
eicellen. Het is dan ook belangrijk te begrijpen dat ongeacht het tweelingtype, het verlies
van een tweelinghelft anders is dan andere vormen van verlies, zeker anders dan het verlies
van 'gewone' broers en zussen.
Door de dubbelebinding-identiteit van tweelingen ontstaat er bij verlies dan ook bijna altijd
een gevoel van verlies van identiteit, ook verlies van de eigen identiteit.
Tachtig procent van de lotgenoten vertellen dat zij daar in meer of mindere mate moeite mee hebben
gehad. Hoe belangrijk de tweelingidentiteit is en de noodzaak deze ook na het verlies in
stand te houden, blijkt uit het feit dat veel tweelingen na het verlies karaktereigenschappen
en gedragingen overnemen (fusie van identiteit) die voorheen aan de ander toegeschreven
konden worden.
Tweelinggevoel
Een voor tweelingen bekend gevoel dat eenlingen niet kennen is het tweelinggevoel, een
gevoel dat aan eenlingen niet of nauwelijks uit te leggen valt. Beschrijvingen van het
tweelinggevoel lopen dan ook sterk uiteen. “Ik zou niet weten hoe ik het uit moet leggen, als
je tweeling bent dan heb je het gewoon, dat tweelinggevoel”. Een onvoorwaardelijke liefde,
één zijn met elkaar, door de bijzondere manier van communicatie aan een half woord of een
enkele blik genoeg hebben om te begrijpen en begrepen te worden, altijd iemand om op
terug te vallen, steun en toeverlaat, een diepe zielsverbinding, wij-gevoel. Ook als de
onderlinge verschillen groot zijn en er veel conflicten zijn, is er een speciaal soort
verbondenheid. “Wij hadden onderling best vaak ruzie, en het kon er hard aan toe gaan,
maar naar buiten toe waren we altijd één gesloten front”.
De invloed van het tweeling zijn is enorm, het heeft je altijd gevormd. Die invloed
was er al voor de geboorte. Dat je eens als tweeling geboren bent, had en blijft invloed
hebben op wie je bent. “Ik kan me wel voorstellen dat mensen het vreemd vinden dat ik me
verbonden voel met iemand die ik amper heb gekend”. Het delen van een tweelingidentiteit
is wat tweelingen zo bijzonder maakt en waardoor zij tot de verbeelding spreken. “Ik weet
niet hoe het is om eenling te zijn, dan kan ik ook niet vergelijken”.
Het meest opmerkelijke aan het tweelinggevoel is toch wel dat lotgenoten aangeven dat het
ook na het overlijden van de ander aanwezig blijft. “Al is het verlies voor mij al lang geleden,
ik ben tot de ontdekking gekomen dat het tweelinggevoel is gebleven”. “Eigenlijk is het
tweelinggevoel voor mij nooit weg geweest”.
Tweelingen blijven tweelingen
Voor wie zelf geen tweeling is komt het misschien wat vreemd over, maar tweelingen
vertellen dat zij ook na het verlies tweeling zijn gebleven. “Een tweeling heeft nodig dat men
een tweeling mag blijven en ook zo genoemd wordt” (v.d. Pol, 2008). “Het komt nog wel eens
voor dat iemand mij met haar naam aanspreekt, dan zie je ze soms schrikken, eigenlijk vind
ik dat niet erg, het geeft mij het gevoel nog tweeling te zijn”. “Als je zo diep met elkaar
verbonden bent, dan is dat blijvend”.
Opmerkelijke overeenkomsten
In mijn contacten met lotgenoten, in een forum, bij bijeenkomsten, in contacten per email
en in gesprekken is het, ondanks dat er bij tweelingen grote verschillen zijn, bij
lotgenoten opmerkelijk dat er na het (verwerken van het) verlies meer overeenkomsten
lijken te zijn dan verschillen.
- Er is geen merkbaar verschil in hoe lang geleden het verlies was!
Iedereen heeft natuurlijk wel een rouwperiode die voor de één langer duurt dan voor de
ander en voor sommigen moeizamer verloopt, maar als je daar eenmaal doorheen bent
vallen de verschillen weg.
- Er is weinig verschil in hoe lang je als tweeling samen bent geweest!
Je zou denken dat de ander verliezen op latere leeftijd meer problemen geeft, maar dat
blijkt niet zo te zijn; hierin speelt het tweelinggevoel een grotere rol dan tijd.
- Er is geen merkbaar verschil in hoe hecht de band geweest is!
Wel hebben hechtere tweelingen doorgaans een langere rouwperiode, die ook vaak
moeizamer verloopt, maar daarna vallen de verschillen ook weer weg. Ook hier gaat het
blijkbaar om het tweelinggevoel.
- Er is geen merkbaar verschil tussen de ervaringen van mannen en vrouwen!
Terwijl je toch eigenlijk zou verwachten dat vrouwen gevoeliger zijn, of meer behoefte
hebben erover te praten, blijkt dat niet zo te zijn. Sterker nog, als je namen en woorden
als broer en zus weg laat, is vaak niet te stellen door en over wie het geschreven of verteld
is. Bij bijeenkomsten zijn er ook nauwelijks verschillen te merken. De beschreven emoties
komen sterk overeen.
- Het verliezen van een tweelinghelft gaat in de meeste gevallen gepaard met verlies aan
identiteit.
- Lotgenoten blijven zich ook na het verlies tweeling voelen, zij het op een andere manier;
het tweelinggevoel blijft bestaan.
Naast het gegeven dat tweelingen die niet samen opgroeien ook veel op elkaar lijken, zijn de
overeenkomsten in verhalen en ervaringen van lotgenoten een sterke aanwijzing dat het
tweeling zijn, het delen van de identiteit en het daaruit voortkomende tweelinggevoel, een
universeel gegeven is dat op iedereen die tweeling is veel invloed heeft. En dus ook invloed
heeft op hen die weinig of geen bewuste herinneringen aan de overleden tweeling hebben.
Kenmerkende gevolgen van tweelingverlies
Net als andere nabestaanden heeft het verlies van een tweelinghelft nogal wat gevolgen,
zoals slapeloosheid, woede, angst en depressie, shock en verwarring, leegte en
eenzaamheid. “Vooral de eenzaamheid heeft me hard geraakt, ik kende dat gevoel helemaal
niet, er was gewoon altijd iemand in je gevoel bij je”. Twee derde van de lotgenoten geven
aan dat zij te maken hebben gehad met een soms diep zittend schuldgevoel.
Ook zij die hun tweelinghelft niet of nauwelijks bewust hebben gekend, geven vaak aan een
diep zittend schuldgevoel met zich mee te dragen. “Ik weet nog dat ik me als kind vaak
schuldig voelde, zonder nu precies te weten waaraan! Misschien wel aan de hele situatie
thuis. Pas later, toen ik het eenmaal wist, begreep ik dat het met mijn verlies te maken had”.
Door de speciale tweelingband ontstaat er bijna altijd een grote leegte en eenzaamheid,
zelfs bij hen die dachten dat de onderlinge band niet zo hecht was. “Al vanaf het moment
van haar overlijden voel ik me vaak leeg van binnen”.
Naast de gevoelens die ook bij andere nabestaanden voorkomen, zijn er voor lotgenoten
gevolgen die onderscheidend zijn van die van andere nabestaanden. Dat zijn dus gevolgen
die voor tweelingen kenmerkend zijn te noemen.
Drie specifieke kenmerken
De Amerikaanse psychiater George Engel, die zelf een tweelingbroer verloor, vond drie
factoren die het verlies van een tweelinghelft onderscheidt van andere vormen van verlies:
- vage egogrenzen (waaronder verwarring over wie er overleden is)
- verlies van (de tweeling-) identiteit (wie ben ik, ben ik nog tweeling?)
- een gevoel van versmelting met de overleden tweelingbroer of tweelingzus.
Vage egogrenzen
Bij tweelingen is door het tweelinggevoel het verschil tussen mij en wij meestal toch al niet
zo scherp. In de periode rondom het overlijden is die grens vaak nog een stuk minder scherp
dan normaal en kan hij vervagen. Als er sprake is van ziekte, wordt de toch al bijzondere
tweelingband nog eens extra strak aangetrokken. Ook als er sprake is van een onverwacht
overlijden vertellen lotgenoten dat de egogrenzen in deze periode nogal vaag konden zijn.
Het vervagen van deze egogrens kan bij tweelingen die de ander zagen of voelden sterven
zelfs tot gevolg hebben dat het soms niet helemaal duidelijk is wie van de twee is overleden.
Dit kan tot grote verwarring leiden en soms tot lang na het overlijden blijven duren. Het
kan er ook voor zorgen dat het heel lang duurt eer het verlies erkend en geaccepteerd
kan worden.
Verlies van identiteit
Omdat tweelingen nu eenmaal een sterke band met elkaar hebben en de opbouw van een
persoonlijke identiteit daarmee in verband staat, zal het verlies leiden tot een verandering
in de eigen identiteit. Veel lotgenoten kunnen daardoor in een identiteitscrisis komen.
Een grote meerderheid van de lotgenoten vertelt dat zij met de ander ook een deel van
zichzelf hebben verloren. “Veel tweelingen vertellen dat zij voelden dat zij een (groot) deel van
zichzelf hebben verloren. 80% procent geeft aan dat zij een andere identiteit moesten
ontwikkelen” (Case, 1991; v.d. Pol, 2008). Ook het verlies van de speciale status die je als
tweeling in je omgeving hebt is voor lotgenoten vaak een moeilijk proces.
“Ik heb mezelf helemaal opnieuw moeten leren kennen en ontwikkelen”.
Versmelting met de overledene
Een van de meest fascinerende gevolgen van tweelingverlies is de fusie van identiteiten, het
schijnbaar samensmelten met de overledene. Dit zal er in veel gevallen toe leiden dat een
lotgenoot gedrag, gewoontes en eigenschappen overneemt die voorheen aan de ander
konden worden toegeschreven. Bij tweelingen waarvan de karakters al dicht bij elkaar lagen,
valt dit meestal niet zo op, bij tweelingen die schijnbaar ver uit elkaar lagen is het nog het
meest opvallend. Tachtig procent zal vertellen dat zij dit in zichzelf gemerkt hebben. “Ik merkte
dat ik steeds meer op haar ging lijken, typische dingen van haar had overgenomen, gedrag,
opmerkingen en zelfs dingen waar ik me voorheen aan ergerde”.
Dit komt voor een deel voort uit het tweelinggevoel, dat ook na het overlijden in een andere
vorm blijft voortbestaan. Ook de noodzaak en behoefte om het tweeling zijn in stand te
houden speelt daar in mee. Daarbij zal een overgrote meerderheid van lotgenoten vertellen
dat een deel van de overledene bij hen achter is gebleven. “We zijn nog steeds onlosmakelijk
aan elkaar verbonden”, “Een deel van haar gaat met mij mee”, “Hij leeft voort in mij”.
Bijna alle lotgenoten komen er na een vaak moeizame strijd om eenling te worden
uiteindelijk toch achter dat zij tweeling zijn gebleven. Dat valt aan mensen die alleen
geboren zijn niet uit te leggen, evenmin als het tweelinggevoel. Omdat lotgenoten daardoor
binnen de tweeling die zij voorheen met twee personen waren, nu voor zichzelf een andere
positie moeten innemen, kan dat een moeilijk en langdurig proces zijn.
“Ja, ik ben nu dan wel alleen, maar nog steeds tweeling”, “Als je zolang een eenheid bent,
dan ben je niet meer los verkrijgbaar”.
Verjaardagen
Verjaardagen, sterfdagen, feestdagen en andere jaarlijks terugkerende vieringen blijven voor
lotgenoten moeilijk om door te komen; op die dagen komen het gemis en het verdriet vaak
terug (Engel, 1975). Vooral verjaardagen zijn zwaar, omdat symbolisch het leven wordt
gevierd met het besef dat de verloren tweelinghelft daar geen deel meer van uitmaakt
(Segal et al. 2002). “Al in de periode voorafgaand aan mijn verjaardag komt er toch steeds
weer veel naar boven”.
Ook voor kinderen, zelfs zij die de ander niet of nauwelijks bewust gekend hebben, blijven
dit moeilijke dagen (Balk, 1983), die met gemengde gevoelens van vreugde en verdriet
gepaard gaan. “Voor de kinderen op school vierde ik mijn verjaardag wel, dan was iedereen
vrolijk, behalve ik”.
Het bovenstaande betreft nagenoeg alle tweelingen die hun tweelinghelft verliezen, maar
er zijn natuurlijk ook verschillen in leeftijd en levenservaring die van invloed
kunnen zijn op de verliesbeleving en die misschien wel extra zwaar kunnen maken. In
veel gevallen wordt dit in de omgeving niet voldoende begrepen, vooral door misverstanden
en onwetendheid.
Er moet wel opgemerkt worden dat wat voor de ene groep van toepassing is, ook in hoge
mate voor andere groepen opgaat. Het zijn nu juist de enorme overlap en de overeenkomsten
die zo treffend zijn.
Tweelingverlies bij volwassenen
Men denkt vaak dat tweelingen die een zelfstandig leven leiden minder moeite met het
verlies hebben dan andere lotgenoten, maar dat is niet juist. Veel tweelingen zullen juist vertellen
dat in de periode dat ze het ouderlijk huis hebben verlaten de band met hun tweelinghelft
sterker is geworden. Dit komt vooral omdat ze dan niet meer, zoals in de puberteit, de
noodzaak hebben zich van de ander te onderscheiden. Het is vaak wel zo dat onafhankelijke
en concurrerende tweelingen iets sneller in staat zijn de draad van het leven weer op te
pakken, maar dat zegt verder niets over de diepte van de rouw. Juist vanwege de indruk dat
zij zelfstandiger zijn en een eigen omgeving hebben, komen zij vaker in aanraking met
uitgestelde en ontkende rouwprocessen, mede veroorzaakt door onvoldoende steun en
begrip in de eigen omgeving. Het is bekend dat een deel van de tweelingen een soort
telepathische band met elkaar ontwikkelt die met het ouder worden wordt versterkt (Playfair,
2002). “Op latere leeftijd zorgt het krijgen van kinderen en ook het legenestsyndroom
ervoor dat de onderlinge band nog hechter wordt. Overlijdt nu een tweelingbroer of -zus, dan zal
dat effect hebben op een eventuele relatie met een partner. Ook de band met andere broers
en zussen zal veranderen. Relaties die de rouwende geen steun of begrip geven, bloeden
dood” (v.d. Pol, 2008).
Voor tweelingen die geen zelfstandig leven hebben kunnen leiden, zijn de gevolgen mogelijk
nog groter. Door het wegvallen van de steun, goedkeuring en bevestiging van hun vertrouwde
tweelinghelft, kan de veranderde situatie nogal intimiderend zijn (Woodward, 2002).
Verlies van een tweelinghelft kan een vergaande verstoring van emoties en functioneren
veroorzaken (Hays, Gold & Pieper, 1997).
Veel misverstanden over tweelingverlies hebben betrekking op een- of twee-eiigheid;
men denkt vaak dat het verlies voor eeneiigen zwaarder is dan voor twee-eiige tweelingen. Er
zijn inderdaad wel onderzoeken te vinden waarin dat naar voren komt, maar in
onderzoeken waar men wel rekening houdt met de unieke band van tweelingen en de
identiteitsvorming, komen er geen verschillen naar voren. Tweelingen zijn als we rekening
houden met hun tweelingidentiteit nu eenmaal meer dan eiigheid.
Bij twee-eiige tweelingen van verschillend geslacht is er ook vaak het vooroordeel dat het
verlies van een tweelingbroer voor een zus zwaarder is dan het verlies van een tweelingzus
voor een broer. Er is geen enkel onderzoek waar dat uit blijkt. Opmerkelijk is nu juist
dat mannen het verlies van hun tweelingzus met dezelfde emoties en vaak ook in dezelfde
bewoording beschrijven. “Er is niemand, ook mijn echtgenote niet, die zo dicht bij me kon
komen, zo diep met mezelf verweven is als mijn tweelingzus, vreselijk dat ik haar dat nooit
heb kunnen vertellen”.
De diepte van de rouw en de gevolgen van het verlies hangen dan ook meer samen met
de unieke tweelingband en het delen van een tweelingidentiteit. Door de speciale band die
tweelingen nu eenmaal met elkaar hebben, betekent afstand uitgedrukt in kilometers dan
ook niet dat er afstand is in onderlinge binding en emoties.
In Nederland zijn nog lang niet alle gevolgen van tweelingverlies onderzocht, maar in andere
landen is het een bekend verschijnsel dat tweelingen vaker binnen twee jaar na elkaar
sterven en dat in het tweede jaar een verhoging van de sterftecijfers te zien is (Tomassini et
al, 2002). Een snellere psychologische en fysieke aftakeling onder lotgenoten is ook een
bekend verschijnsel (Bryan, 1983). Dit kan voor een deel verklaard worden door ouderdom of het
lijden aan dezelfde ziekte, maar ook door zelfdoding, de gevolgen van traumatische stress
en het verlies van “de wil om te leven”.
Tweelingverlies bij jongvolwassenen
Omdat jongvolwassenen nog niet helemaal hun eigen plaats binnen de tweeling hebben
gevonden, is verlies in deze periode vaak extra zwaar. Vooral in de puberteit hebben veel
tweelingen de behoefte zich van de ander te onderscheiden, waar vaak een felle
concurrentiestrijd aan vast zit. Verlies in deze periode kan verwoestend zijn en leiden tot
een levenslange ontwrichting. “We hebben best vaak met elkaar gestreden om anders te zijn,
als hij naar links ging was dat voor mij al reden om naar rechts te willen. We wilden gewoon
anders zijn, andere dingen met andere mensen. Ik voel me nu vaak schuldig om die strijd, en
besef nu pas hoe dicht bij elkaar we eigenlijk stonden”.
Het ontwikkelen van een eigen identiteit binnen het patroon van de tweeling kan onder
normale omstandigheden al moeilijk en verwarrend zijn (Segal, 1998b).
“Verstoring van het nog niet helemaal gevonden evenwicht is niets minder dan tragisch”
(Pector, 2002). Jongvolwassenen weten dat de dood onomkeerbaar is, maar hebben vaak
moeite hun gevoelens daarbij te verwoorden en te uiten. Het verlies verstoort de eigen
ontwikkelingsfase, waardoor zij zich levenslang anders kunnen voelen. Ze verliezen het begrip
voor de onbelangrijke dingen waar leeftijdsgenoten zich druk om maken en kunnen zich
terugtrekken uit het sociale leven. Dit kan het verwerkingsproces aanzienlijk verlengen
(Davies, 1988; Kemp, 1999; Segal, 1998b). “Ik heb veel vriendinnen waar ik ook wel mee kan
lachen, maar ik voel me toch vaak anders en begrijp ook niet altijd waar zij zich nou zo druk
om maken”.
Verlies in deze levensfase zal vaker tot een groter schuldgevoel leiden dan voor andere
lotgenoten. “ik voel me altijd wel ergens schuldig aan, ik had dit gemoeten, dat kunnen doen,
erbij moeten zijn, ik heb niets gedaan”.
In deze groep zien we vaak risicovol gedrag voorkomen, en soms (poging tot) zelfdoding.
“Eigenlijk zou het me niets kunnen schelen als er iets met mij zou gebeuren, vervelend voor
mijn ouders, maar voor mij ... ach wat maakt het uit”.
Voor jongvolwassenen zien we vaak dezelfde gevolgen als voor volwassen tweelingen, maar
de reacties zijn vaak heftiger en de impact groter. “Ik voel me vaak zo leeg en zo eenzaam, ik
vraag me af of ik daar ooit nog overheen kom”. ”Ik wist niet dat het mogelijk was iemand zo
intens te missen, zeven dagen per week, dag en nacht”.
Ook de relatie met de ouders zal vaak veranderen, net als de relatie met andere broers en
zussen. “Natuurlijk hebben zij het ook moeilijk, maar ik kan er wel eens kwaad om worden
hoe makkelijk zij lijken verder te gaan, begrijp ik hun nou niet of zij mij niet”?
Veel jongvolwassenen spreken later ook over de positieve kant van het doorlopen van het
(vaak met extra aandacht en begeleiding) verwerkingsproces. Ze noemen zichzelf sneller
volwassen geworden, met meer liefde voor de mensen om hen heen, meer betrokken en
met meer compassie naar anderen (Balk, 1983; Kemp, 1999). “Behalve dan degene die zich
druk maken om niets, denk ik wel dat ik mensen beter ben gaan begrijpen”.
Tweelingverlies bij kinderen
Het is door tweelingonderzoeken, (oa. N.T.R., Minnesota Twin Family Study) bekend dat op
langere termijn de omgeving maar een beperkte invloed heeft, maar het is juist in de eerste
levensjaren de omgeving die in hoge mate bijdraagt aan de ontwikkeling. Dat komt mede
doordat het ‘zo leuk en schattig is’ om tweelingen hetzelfde te kleden en behandelen, maar ook
doordat tweelingen zich de eerste levensjaren niet altijd bewust zijn van hun eigen persoonlijkheid;
ze kennen niet anders dan het tweeling zijn en is er bij deze lotgenoten dan ook meestal nog
sprake van een eenheididentiteit. Het is nu juist de eenheididentiteit waar het verlies zo
hard aankomt en zo lang doordreunt. “Ik denk dat ik niet echt kind heb kunnen zijn, voor mijn
ouders hield ik me groot om hen niet nog meer te belasten, maar van binnen voelde ik me zo
anders, leeg en eenzaam”.
Hoe de reactie van een lotgenoot op het verlies is hangt af van veel factoren: bewustzijn van
een eigen persoonlijkheid, de ontwikkelingsfase binnen de tweeling, leeftijd, begrip van de
betekenis van de dood, de invloed van het verlies op het hele gezin en de daaruit
voortkomende stress (Kemp, 1999).
Iets oudere kinderen hebben een grotere kans op een schuldgevoel, terwijl jongere kinderen
vaak de last voelen van ‘het vervangende, perfecte kind’ te moeten zijn (Kemp, 1999). “Ik
voelde me vaak alsof alles wat ik deed onder een vergrootglas lag, ik heb wel eens geroepen
‘maar ik ben haar niet hoor’, ik heb nog steeds moeite met die vergelijking”.
Een overeenkomst is dat kinderen de plaats en rol (het tweeling zijn) verliezen die zij niet
kunnen vervullen of vervuld zien worden. “Ik heb misschien onbewust altijd gezocht naar
iemand die mij weer compleet kon maken, dat lukt natuurlijk niet”.
Opmerkelijk is dat lotgenoten zich tientallen jaren later nog tot in kleine details de
omstandigheden rondom het verlies kunnen herinneren.
De bijzondere uitdagingen voor ouders die een deel van een meerling verliezen,
manifesteert zich veelal in een unieke ontwikkelingscontext voor het overlevende kind. Of
ouders nu direct door het rouwproces gaan of dat zij het verwerken kort of voor onbepaalde
tijd uitstellen, de impact op het overlevende kind is enorm (Case, 1991; Bryan, 1991; Bryan &
Hallet, 1997). De reacties van ouders op het verlies, zoals overbescherming en onderwaardering
van het nog levende kind, kunnen schadelijk zijn. Zowel het overdreven
beschermen als het onderwaarderen kunnen ertoe leiden dat een lotgenoot moeite krijgt
met het aangaan en onderhouden van normale, gezonde relaties met anderen.
Ouders komen door het verlies in een haast onmogelijke spagaat om enerzijds hun eigen
verdriet en rouw te verwerken en anderzijds de liefdevolle en zorgzame ouders te zijn voor
de overlevende. Een taak die voor het hele gezin een zware belasting is.
Toch blijkt dat, hoe moeilijk het ook is, de lotgenoten die kunnen opgroeien in een warme,
liefdevolle omgeving, waar over problemen gepraat kan worden, de beste kans maken op
een “normale” ontwikkeling en een normaal leven kunnen leiden.
Waarbij voor de ouders de loodzware taak de behoeften van de lotgenoot leidend te laten
zijn, gedwongen praatsessies, rituelen en dergelijke tot een afkeer van de overleden
tweelinghelft en ook van de ouders kunnen leiden, en tot een negatief zelfbeeld van de lotgenoot.
“Als moeder vind ik het vaak heel moeilijk om aan rouwen toe te komen en tegelijkertijd er
voor het gezin te zijn”.
Voor de ouders is het minstens zo belangrijk dat zij tijd voor zichzelf en voor hun rouwproces
nemen. Belangrijker misschien nog is het rouwproces als gezin te doorleven.
Tweelingverlies rondom en voor de geboorte
Tweelingverlies rondom en voor de geboorte voor een lotgenoot kan eigenlijk niet los
worden gezien van het verlies van een tweelinghelft door ouders. Omdat zowel ouders als
lotgenoten daarin een even grote plaats hebben en elkaar beïnvloeden, en het op alle
betrokkenen een grote invloed zal hebben.
Verscheidene mensen in zo’n gezin worden getroffen door de meest stressvolle vormen van
verlies, ouders verliezen een kind, een lotgenoot verliest een tweelingbroer of tweelingzus,
andere broers of zussen verliezen een broer of zus. De omgeving staat er meestal niet lang
bij stil, de samenleving vergeet vaak het verlies van de tweelinghelft (Bryan, 1983). Voor
ouders die tijdens de zwangerschap een enkel kind, of alle kinderen van een meerling verliezen,
wordt het verdriet wel volledig erkend door de samenleving, maar als één of meerdere baby’s
overleven, krijgen ze nog maar weinig sympathie (Bryan, 2002). “Ik heb me vaak verbaasd
hoe makkelijk mensen over je verdriet heen walsen door te zeggen dat je toch nog een kind
hebt”.
Hen erop wijzen dat er een kind overleefde geeft nauwelijks enige troost (Noble, 1983).
Studies naar de reacties van ouders op verschillende vormen van verlies, laten zien dat
ouders die een deel van een meerling verliezen net zo intensief rouwen als ouders die een
enkel kind verliezen (Bryan & Hallet, 1997; Pector, 2002). Deze ouders hebben niet alleen
evenveel verdriet, maar hun rouwproces wordt ernstig verstoord door de psychologische
tegenstrijdigheden van het rouwen om het verlies en het gelijktijdig vieren van de geboorte
van het overlevende kind (Bryan 1991,1992; Noble, 1983; Pector, 1998,2001).
Ook voor deze lotgenoten kunnen reacties van de ouders schadelijk zijn, zoals
overbescherming, de overlevende verwijten dat de tweelinghelft is overleden en soms zelfs
afstoting van het overlevende kind. Deze reacties kunnen tot ernstige
persoonlijkheidsstoornissen leiden. “Ik heb vaak het gevoel dat het mij werd kwalijk
genomen, soms zelfs dat ik er misschien helemaal niet mocht zijn”.
Misschien minder ernstig, maar zeker als heel vervelend ervaren is dat ouders vaak het
verlies en het bestaan van de verloren tweelinghelft verzwijgen. Veel lotgenoten geven aan
dat zij daar moeite mee hebben en het een grote shock kan zijn dit later van anderen te
moeten horen, vooral omdat zij zelf altijd 'iets gevoeld en zelfs gemist hebben.
Een ander veel voorkomend probleem is dat het wel verteld is, maar dat lotgenoten niet met
hun ouders over het verlies konden of kunnen praten, wat hen de mogelijkheid ontneemt
het verlies als gezin te verwerken. “Er kon gewoon niet over gepraat worden, terwijl ik dat nu
juist zo nodig had”.
Aan de andere kant moeten ouders ervoor waken het verlies op te dringen en zo
problemen te creëren waar (nog) geen problemen zijn.
Het opvoeden van een overgebleven tweelinghelft, maar ook het opgroeien in een gezin met
een verlieservaring kan voor alle betrokkenen, vooral voor lotgenoten, verstrekkende gevolgen
hebben: verwarring, onzekerheid, een laag zelfbeeld, moeite met het aangaan van vriendschappen
en relaties, bindingsangst, maar ook de tegenhanger verlatingsangst, soms zelfs het bewust
verstoren van sociale contacten.
Waar het voor andere lotgenoten, zij het soms met moeite, nog lukt om enig begrip te
krijgen, is het nu juist voor deze lotgenoten vaak het moeilijkst om aandacht en begrip voor
hun verlies te vinden. Bijna alle zwangere vrouwen zullen vertellen dat zij al tijdens de
zwangerschap een band met hun kind ontwikkelen; dat is vrij algemeen geaccepteerd.
Wat is er dan vreemd aan te accepteren dat tweelingen dat ook al tijdens de zwangerschap
ontwikkelen?
“Ik vind het nog het moeilijkst als mensen maar niet kunnen begrijpen dat je iemand kunt
missen die je in hun ogen niet eens gekend hebt, terwijl je zelf wel die band voelt”.
Tweelingonderzoek en de bijzondere manier waarop tweelingen hun identiteit ontwikkelen
laten zien dat de eerste tekenen van bewustzijn samengaan met het zich bewust zijn van elkaar
en tot een binding leiden die verder gaat en voor velen zelfs dieper is dan de band met de
moeder. Bovendien zijn er onderzoeken en echo’s gemaakt tijdens meerlingzwangerschappen
waarop is te zien dat er al in twaalfde week sprake is van contact met elkaar in de baarmoeder
(Chamberlain, 1998). Opnames gemaakt met moderne 4d-echo-technologie laten zien dat er
al in de zestiende week sprake is van “bewuste interactie”, en lijken tweelingen zelfs met
elkaar te spelen (Prof. Campbell, In the womb, National Geographic).
“Ik heb eens gefascineerd gekeken naar een programma over meerlingzwangerschappen en
zag fragmenten dat tweelingen in de buik met elkaar spelen, ik dacht nog ‘nu zal men mij
vast wel gaan begrijpen’, maar dat bleek ijdele hoop”.
Ook voor deze groep lotgenoten hebben zij die de kans krijgen op te groeien in een
liefdevolle omgeving de beste kans om zich goed te ontwikkelen. En ook hier is het voor
ouders zwaar om die omgeving te kunnen bieden, vooral omdat zij hun eigen verdriet vaak
verborgen houden. Toch is het voor alle betrokken juist beter om de gevoelens en emoties
met elkaar te bespreken en met elkaar te delen, en het verlies als gezin te dragen en als
gezin te verwerken. “Hadden we er maar over kunnen praten, dan had ik me misschien meer
met mijn ouders verbonden kunnen voelen”.
Noodzaak van verder onderzoek
Al is er ondertussen al veel bekend over tweelingverlies en de (mogelijke) gevolgen ervan,
toch zijn er nog veel vragen. Vooral over het verlies tijdens de zwangerschap is er nog veel
te onderzoeken. Ik wil er dan toch ook op wijzen dat we natuurlijk niet alle tegenslagen en
problemen in het leven van lotgenoten aan het tweelingverlies kunnen of mogen toeschrijven.
Een moeilijke jeugd kan ook wel eens gewoon een moeilijke jeugd zijn.
Er is vooralsnog geen enkele medische ziekte of psychologische stoornis bekend die alleen
bij tweelingen of overlevenden daarvan voorkomt. Er is geen 'tweelingziekte'.
Er zal dan ook nog verder onderzoek nodig zijn om de gevolgen beter in kaart te kunnen
brengen. Misschien kunnen ook hierin, net als in de medische en psychologische wetenschap,
het nu juist tweelingen zijn die baanbrekend werk mogelijk maken.
Contact met lotgenoten
Contact met lotgenoten is voor tweelingen die een tweelingbroer of tweelingzus verloren
hebben, een belangrijk onderdeel van het verwerkingsproces. Best logisch, want lotgenoten
zijn nu eenmaal de enigen die het tweelinggevoel kennen en daarin steun en herkenning
kunnen geven; dat is nu net wat lotgenoten in de eigen omgeving en bij hulpverleners zo
missen.
Lotgenoten zijn de enigen die de pijn, het verdriet, de eenzaamheid, de leegte van het
verlies kunnen herkennen en begrijpen, en die weten hoe zwaar dit verlies is. Naast het
vinden van steun en herkenning kunnen uit het contact met lotgenoten ook waardevolle
vriendschappen ontstaan.
Het zal je bovendien de mogelijkheid geven te ontdekken dat veel van de typische
tweelingkwaliteiten in jezelf behouden zijn gebleven.
Maar belangrijker is natuurlijk wat jij als lotgenoot er zelf aan hebt, en wat lotgenoten er zelf
over vertellen.
“Bij heel veel teksten die ik al heb gelezen, heb ik ook het gevoel alsof ik het zelf heb
geschreven”, “Alleen hier herken ik van lotgenoten hoe ik me op het moment voel”, ”Begrip
en steun vind heb ik alleen hier op het forum”. “Voor mij voelt het als thuiskomen”, ”Zelf heb
ik het gevoel dat ik alleen maar hier, op dit forum, tweeling mag zijn”.
Je hoeft er niet lang naar te zoeken om dergelijke uitspraken van je lotgenoten tegen te
komen.
Niet alleen het lezen van verhalen van lotgenoten en hun ervaringen geven de zo nodige
herkenning, maar het voelt ook goed om jouw verhaal en ervaringen met anderen te delen.
“Het heeft mij een goed gevoel gegeven mijn verhaal te kunnen schrijven, ik weet dat het
gelezen zal worden door mensen die het begrijpen en er steun in vinden, dat maakt het de
moeite waard”.
Ben je zelf geen lotgenoot, maar ken je een lotgenoot, neem dan even de moeite ze erover te
vertellen, of stuur dit boekje door.
“Alles draait om herkenning van deze specifieke rouw. Zo helpt men hen het beste een gevoel
van heelheid, van nieuw evenwicht te vinden in betekenisvolle relaties met anderen. Hen
informeren hoe ze met lotgenoten in contact komen is heel belangrijk. Zij begrijpen elkaar.
Bovendien ontstaan hier belangrijke nieuwe vriendschappen door. Het internet is hierbij van
onschatbare waarde” (v.d. Pol, 2008).
Bronnen:
Gesprekken met en e-mails van lotgenoten.
Forum: http://www.tweelingalleen.nl/forum/
Pol, A van de. : Rouw bij tweelingen, afstudeerscriptie 2008.
Balk, D. (1983). Effects of sibling death on teenagers. The Journal of School Health, 53, 14-18.
Bank, S. P., & Kahn, M. D. (1982). The sibling bond. New York: Basic Books.
Boomsma. D.I.: Tweelingenonderzoek. Wat meerlingen vertellen over de mens.
Amsterdam, VU, 2008
Brandt, R.W. Ph.D., Ed.D. : Twin loss.
Bryan, E. M. (1983). The nature and nurture of twins. London: Bailliere Tindall.
Bryan, E. M. (1991). Support for bereaved families of multiple births. Pre- and Peri-natal Psychology,
5, 343-346.
Bryan, E. M., & Hallett, F. (1997). Bereavement: Guidelines for professionals. London: Multiple Births
Foundation.
Case, B. J. (1983). Living without your twin. Portland, OR: Tibbutt Publishing.
Case, B. J. (1991). We are twins, but who am I? Portland, OR: Tibbutt Publishing.
Chamberlain, D. The Mind of your Newborn Baby, North Atlantic Books, 1998.
Davies, B. (1988). Shared life space and sibling bereavement responses. Cancer Nursing, 11, 339-347
Engel, G. (1975). The death of a twin: Mourning and anniversary reactions: Fragments of 10 years of
self-analysis. The International Journal of Psychoanalysis, 56, 23-40.
Hays, J. C., Gold, D. T., & Pieper, C. E (1997). Sibling bereavement in late life. Omega." Journal of
Death and Dying, 35, 25-42.
Kaprio, J: Implications of co-twin dependence for twins, Department of Public Health University of
Helsinki
Kemp, H. (1999). Grieving the death of a sibling or the death of a friend. Journal of Psychology and
Christianity, 18, 354-366.
Klein, B. Not All Twins Are Alike: Psychological Profiles of Twinship. Praeger Publishers, 2003.
Noble, E. (1983). Foreword. In B. J. Case, Living without your twin. Portland, OR: Tibbutt Publishing.
Parkes, CM.: Bereavement: Studies of Grief in Adult Twin Life.Madison CT (USA), International
Universities Press, 1977.
Pector, E. A. (1998, Spring). Thoughts on parenting a twinless child. Twinsworld. Retrieved May 28,
1998, from www.synspectrum.com/ parentingtwinless.htm
Pector, E. A. (2002). Twin death and mourning worldwide: A review of the literature. Twin Research,
5, 196-205.
Playfair, G.L.: Tweeling telepathie. Deventer, Ankh-Hermes, 2002.
Ream, S. L. (1998). Decrease in grief intensity for deceased twin and non-twin relatives: An
evolutionary perspective. Personality and Individual Differences, 25, 317-325.
Segal, N. L., Wilson, S. M., Bouchard, T. J., & Gitlin, D. G. (1995). Comparative grief experiences of
bereaved twins and other bereaved relatives. Personality and Individual Differences, 18, 511-524
Segal, N. L. (1997). Twin research perspective on human development. In N. L. Segal, G. E.
Segal, N. L. (2002). Psychobiological and evolutionary perspectives on coping and health
characteristics following loss: A twin study. Twin Research, 5, 175-187.
Segal, N. L., & Bouchard, T. J. (1993). Grief intensity following the loss of a twin and other relatives:
Test of kinship-genetic hypothesis. Human Biology, 65, 87-105. Segal, N. L., &
Segal, N. L. (1998b). Gender differences in bereavement response and longevity: Findings from the
California State University Twin Loss Study. In L. Ellis & L. Ebertz (Eds.), Males, females, and behavior.
Toward biological understanding (pp. 195 212). Westport, CT: Praeger.
Segal, N. L., Sussman, L. J., Marelich, W. D., Mearns, J., & Blozis, S. A. (2002). Monozygotic and
dizogotic twins' retrospective and current bereavement-related behaviors: An evolutionary
perspective. Twin Research, 5, 188 195,Surviving Twins. Journal of Counseling & Development, 2005
Shave, B and J. Ciriello: Identity and intimacy in Twins. I Westport CT (USA), 1983
Tomassini, C., Rosina, A., Billari, F. C., Skytthe, A., & Christensen, K. (2002). The effect of losing the
twin and losing the partner on mortality. Twin Research, 5, 210-217.
Waard, F. de. Over tweelingen gesproken. Soesterberg, Aspect, 2000.
Wilson, L. R. (1995). Differences between identical twin and singleton adjustment to sibling death in
adolescence. Journal of Psychological Practice, 1, 100-104
Withrow, R and V.L. Schwiebert: Twin Loss: Implications for counselors working with surviving Twins.
Journal of counseling & development, 2005
Woodward, J. (1998). The lone twin: Understanding twin bereavement and loss. New York: Free
Association Books.
Woodward, J. (2002). Panel discussion at The Symposium on Twin Loss. Twin Research, 5, 150-152.
Internet:
http://www.tweelingenregister.org/
http://australiantwinlesstwins.com/index.htm
http://www.twinloss.org.nz/Twin_Loss_NZ/Home.html
http://www.twinlesstwins.org/
http://mctfr.psych.umn.edu/twinstudy/
http://psych.fullerton.edu/nsegal/index.html
http://mctfr.psych.umn.edu/twinstudy/
http://channel.nationalgeographic.com/series/in-the-womb/2824/Overview#tab-time-line
'
Elsa Groenman-Warmelink
e.warmelink@gmail.com
06-281 284 69
blogger
Wil je een reactie plaatsen? Dan is het handig om het nummer van het blog waarop je reageert in je bericht te vermelden.
Zie reactieformulier onderaan deze pagina. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Blog 202 – Een (voorlopige?) afscheidsbrief aan mijn lezers
Lieve lezers,
Niet dat ik me serieus voorbereid op de dood, maar je weet het nooit. Voorlopig wil ik niet meer regelmatig blogs schrijven. Ik heb mijn domeinnaam opgezegd en de blogs zullen na 13 augustus alleen nog maar te bekijken zijn via elsagroenmanwarmelink.jouwweb.nl
Nu geniet ik meer van een uitgebreider sociaal leven, van niets doen en van het lezen van boeken waar ik nooit aan toegekomen ben of die ik graag opnieuw wil lezen.
Dus geen blogs meer over dat ik nu zes (drie keer twee) paracetamol per nacht slik. Dat minstens twee keer per nacht uit bed gewoon is geworden. Dat ik dan soms meer dan een uur in de woonkamer zit. Dat ik gelukkig overdag geen pijnstillers meer hoef te nemen. Dat huisgenoot W. noodgedwongen in het eenpersoonsbed slaapt en we alleen ’s morgens vroeg een poosje in hetzelfde bed doorbrengen. Wel zo gezellig.
Dat we in het nieuwe appartement prima wonen. Dat we elke maand interen op ons spaargeld en dat dat was ingecalculeerd. Dat we de uitgaven proberen te beperken. Dat ik zo blij ben dat we verhuisd zijn. Dat zelfs huisgenoot W. zich hier thuis voelt. Dat we met steeds meer mensen in deze woongemeenschap kennismaken. Dat we hier heel veel prettige mensen tegenkomen.
Dat ik nog een groot deel van de dag aan ‘Rina’ denk. Dat ik weer bezig ben met het doorlezen van haar papieren. Dat ik zo dankbaar ben dat mijn broer Pieter mij die persoonlijke papieren heeft toevertrouwd en ze bij het leeghalen van het huis niet heeft weggegooid. Dat mijn zus zo trouw was aan haar zwart-wit denkende man Rick, ondanks verleidingen. Dat ze misschien een veel makkelijker leven had gehad met een andere man. Dat ze toch veel van elkaar hielden. Dat ik contact heb opgenomen met mensen die belangrijk voor haar waren, voor zover ik hun gegevens had. Dat ik ook veel met het afval meegegeven heb.
Dat mijn moeder vasculaire dementie heeft en dat blijkbaar betekent dat ze dingen die ze heeft gedroomd, als waargebeurde verhalen aan de kinderen (en anderen?) vertelt. Dat ze veel meegaander en milder is geworden. Dat ze een goede plek in het woonzorgcentrum heeft kunnen bemachtigen. Dat het voor haar een zegen is dat ze zo veel kinderen heeft – nu nog vijf – die aandacht aan haar kunnen schenken. Dat klein- en achterkleinkinderen haar ook trouw bezoeken. Dat ze alweer denkt aan de viering van haar 98ste verjaardag .
Dat een grote familie echt voordelen biedt. Dat mijn zoons (en stiefzoons) allemaal van middelbare leeftijd zijn. Dat mijn zoons goede relaties hebben met elkaar en hun halfbroers en -zussen. Dat mijn ex-man toch onopzettelijk iets goeds gedaan heeft. Zelf groeide hij op als enig kind. Dat ik binnenkort weer een kleinzoon krijg, van Nelson en Roos. Dat het goed gaat met de kinderen en hun partners. Dat het goed gaat met de kleinkinderen.
Dat huisgenoot W. nog zo vitaal is. Dat zijn gehoor en stem helaas achteruitgaan. Dat we nu al zo lang bij elkaar zijn. Dat hij nu weer vaker fietst. Dat we tot de weinigen behoren die geen elektrische fiets (willen) hebben.
Dat we nog aan het dubben zijn hoeveel en welke schilderijen en foto’s we in ons huis aan de muur hangen en waar. En welke we in een kast opbergen of wegdoen. Dat de kamer-keuken en de slaapkamer geen uitdragerij mogen worden. Dat we de schilderijen van tante Mies, de zus van mijn overleden schoonmoeder, in ieder geval in de familie houden.
Dat ik binnenkort toch maar een bifocale of multifocale bril moet kopen. Dat ik het gisteren met de kapper gehad heb over het verven van mijn haar in de niet al te verre toekomst. Dat ik het prima vind dat ik niet meer als tolk-vertaalster werk. Dat het Nederlands misschien een creolentaal van het Engels wordt.
Dat we nu aan de rand van het Groninger aardbevingsgebied wonen. Dat bij de bouw van het wooncomplex een van de drie geplande ramen in onze woonkamer niet is aangebracht vanwege het aardbevingsrisico. Dat het er daardoor zo donker is dat we zelfs in de zomer een lamp moeten aandoen als we ’s morgens gaan ontbijten. Dat de negatieve consequenties van de gaswinning voor de inwoners van de provincie Groningen in de rest van Nederland nog niet echt zijn doorgedrongen.
Blijft de vraag hoe lang huisgenoot en ik nog leven. En of de mensen zullen doorgaan de aarde naar de verdommenis te helpen. Of ze hun kortzichtige genot zullen blijven nastreven en er dus niet van willen afzien om de haverklap van het vliegtuig gebruik te maken. En of ze psychopathische wereldleiders zullen blijven steunen.
Lezers, bedankt voor het lezen van mijn blogs. Ik wens jullie allemaal veel goeds.
Elsa Groenman-Warmelink
e.warmelink@gmail.com
06-281 284 69
(OUD-?)BLOGGER, VOORMALIG TOLK-VERTALER ENGELS
Wil je een reactie plaatsen? Dan is het handig om het nummer van het blog waarop je reageert in je bericht te vermelden.
Zie reactieformulier onderaan deze pagina. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Per 13 augustus 2022 komt mijn domeinnaam te vervallen.
Deze website zal dan alleen nog te bezoeken zijn via elsagroenmanwarmelink.jouwweb.nl.
Reactie plaatsen
Reacties
Dank je, Marietta! Met het Knarrenhofjes-project in Groningen gaat het geloof ik nog steeds niet goed trouwens... Ik hoor graag van je wat jullie t.z.t. besluiten. Mijn man is trouwens ook 8 jaar ouder dan ik! Tot ziens.
Bedankt voor dit blog Elsa, en ook voor je eerdere blogs natuurlijk! Het lijkt erop dat de nieuwe woonomgeving jullie goed bevalt. Interessant vond ik het ook om te lezen over het ‘Knarrenhofjes’ project. Voor ons nog niet echt aan de orde, maar wel iets om in gedachten te houden… we worden natuurlijk ook ouder (mijn man is nog eens 9 jaar ouder dan ik!) en ooit zal dit huis met alle trappen ons te veel worden.
Veel succes en plezier, en toch ook een goede (of betere) gezondheid gewenst voor jou en je partner!
(blog 202) Dank voor je commentaar, Ria!
Dat heb je mooi samengevat. Realistisch. Tegelijk weemoedig over het voorbije en optimistisch over wat er nu is.